Binnen het rekenen kom je in aanraking met verschillende symbolen. Er zijn twee belangrijke symbolen die je uit elkaar moet kunnen houden:
< - Van dit symbool kan je de letter K maken. Dit symbool staat dan ook voor: kleiner/lager dan. (voorbeeld: 3 < 5 - 3 is kleiner dan 5)
> - Als het vorige symbool voor kleiner staat, staat dit symbool natuurlijk voor groter/meer dan. (vorbeeld: 5 > 3 - 5 is groter dan 3)
Naast deze symbolen wordt ook ≈ vaak gebruikt. Dit symbool staat voor 'ongeveer gelijk'. Deze gebruik je als het antwoord: afgerond of in de buurt zit.