Rekenen uitgelegd
 
(Advertentie)

Voor het optellen van getallen zijn diverse manieren. Je kan bijvoorbeeld handig rekenen:

 

- Omkeren

- Rijgen

- Splitsen

- Veranderen

- Schakelen

 

Deze uitleg vind je in de middelste en rechter kolom. Daarnaast kan je ook kiezen om cijferend of kolomsgewijs te rekenen. Hieronder staan twee filmpjes met een uitleg daarover.

(Advertentie)
Bij het optellen van getallen mag je de getallen van positie wisselen. Het is dan handiger om het getal met de hoogste waarde vooraan te zetten. Zo hoef je er minder bij op te tellen.
In welk voorbeeld is er omgekeerd?
23 + 119 =
Bij rijgend optellen kan je denken aan je reken rekje van vroeger met rode en witte kralen. Je 'rijgt' de getallen bij het eerste getal erbij.
(Advertentie)
Bij welk antwoord wordt er rijgend opgeteld?
276 + 135 =
Bij splitsend optellen tel je de honderdtallen, tientallen en eenheden los bij elkaar op.
De antwoorden daarvan tel je bij elkaar op en zo heb je het antwoord.
Bij welk antwoord wordt er splitsend opgeteld?
243 + 234 =
(Advertentie)

Bij het optellen van een som, kan het handig zijn om te spelen met de getallen.

 

Voorbeeld rekenen met teveel of te weinig:

124 + 98 =

Hierbij kan je de som maken: 124 + 100 = 224. Bij 98 heb je twee erbij opgeteld, dus die moet je er nu weer afhalen. 224 - 2 = 222

 

Bij het optellen met teveel of te weinig, moet je rekening houden met getallen die handig te gebruiken zijn en dicht bij liggen. Zo kan je de som sneller uitrekenen.

 

Voorbeeld veranderen bij het rekenen:

124 + 98 =

Hierbij geldt de regel: 'Waar er aan de ene kant wat bij komt, gaat er aan de andere kant af'

Ik wil van 98, 100 gaan maken. Ik doe er daar dus 2 bij. Dat betekent dat ik bij 124, 2 eraf haal (122). De som wordt nu:

122 + 100 = 222

 

In welke situatie is er correct gerekend met veranderen?
137 + 44 =
Bij het schakelen ga je op zoek naar getallen die je 'samen' kan voegen. Met deze getallen kan je een rond getal maken, wat het rekenen handiger maakt.
Rechtsbovenin staan de getallen die samen kunnen
In welke situatie is er sprake van schakelen?
57 + 14 + 13 =